De verhalen van Jan

Coen van Riel 1884 – 1976

Kapperszaak / winkel in Noordwijk aan Zee.

Kapsalon Truus

Coen van Riel kwam als jongeman in de zomermaanden vanuit Delft naar het strand van Noordwijk om daar heren te knippen en scheren. Hij logeerde dan bij kennissen en leerde in die tijd zijn toekomstige vrouw Coba Vink kennen tijdens een avondje stappen. Toen later een winkelstraat werd aangelegd huurde hij een winkel welke op de foto te zien is.

Op de foto hiernaast staan van rechts naar links de knecht van Coen, Coen zelf, dochter Henny, zoon Jan (later Jan sr.) en helemaal links dochter Truus.

Het gebouw op de foto is rond 1964 gesloopt. Coen, Jan sr., Jan jr. en Vullesie Vink hebben toen alle waardevolle spullen nog uit de winkel gehaald. Ook het marmeren blad van de kaptafels wilde Vullesie wel hebben, maar toen ze het blad wilden optillen hadden ze allemaal een deel van het blad in handen. De vinaigre (soort aftershave om de huid te neutraliseren na het scheren) had het marmer bros gemaakt en viel daardoor in kleine stukken uit elkaar.

Coen van Riel was 80 toen de winkel gesloopt werd, maar toch bleef hij naar klanten gaan met de fiets om de knippen en scheren tot hij op een dag werd aangereden door een auto terwijl hij onderweg was naar een klant (hij werd over de auto heen gelanceerd). Zijn gezicht zat onder de bloeduitstortingen en toen hij herstelt was kon hij zijn rechterhand niet goed meer gebruiken waardoor hij genoodzaakt was om te stoppen met werken. Dit vond hij verschrikkelijk!

Andere anekdotes over Coen

Coen had op jonge leeftijd een TIA gehad. Hij moest elke dag een dutje doen waarbij dan een zakdoek onder zijn kin lag, omdat hij kwijlde tijdens het slapen.

Bij mooi weer ging Coen met de kleinkinderen naar het strand. Hij had een gebreid badpak aan, wat de kinderen natuurlijk heel apart vonden.

Elke dag ging hij voordat hij ging werken naar het strand om te zwemmen in zee. Zowel in de winter als in de zomer. Op 80 jarige leeftijd gaf de huisarts aan dat hij dat niet meer mocht doen, wat Coen niet begreep.

Jan van Riel Sr. 1913 – 1980

Kapperszaak / winkel in Amsterdam

Nieuwezijds Voorburgwal / Berenstraat.

Kapsalon van Riel

Jan moest al op de leeftijd van 10 helpen in de kapsalon van zijn vader. Hij moest de klanten alvast inzepen met scheerzeep totdat zijn vader klaar was met de vorige klant. Jan moest hiervoor op een stoof staan zodat hij er bij kon. Toen een klant het te lang vond duren zei zijn vader “begin nou maar met scheren!, Net als de vorige keer” Terwijl dit de eerste klant zou zijn voor Jan.

Na twee jaar vader te hebben geholpen ging hij werken in een fietsenwinkel. Hij kreeg namelijk niet betaald door zijn vader. Hij mocht wel de fooi hebben, echter stopte zijn vader dit  in zijn vestzakje en gooide een knoop in de fooien pot welke hij in zijn andere vestzakje had zitten. Aan het einde van de dag had Jan dus alleen maar knopen. Hij kwam dan huilend bij zijn moeder vragen om wat zakgeld.

Na het fietsen maken heeft hij nog gewerkt bij een tuinder. Zijn jongere broer (Coen Jr.) ging in plaats van Jan werken in de kapsalon tot hij ging trouwen en zelf een kapsalon startte in Noordwijk-Binnen.

Tijdens de dienstplicht rond 1939 was hij gestationeerd in Amsterdam-Noord. Hier ging hij de medesoldaten knippen en scheren. Hier hoorde hij (1940) van een van de soldaten dat de kapper Meneer de Bruin een opvolger zocht voor de kapsalon (die al ca 100 jaar bestond) aan de Nieuwezijds Voorburgwal 129. Een paar maanden was Jan in dienst bij meneer de Bruin om te zien of het haalbaar was qua klandizie, waarna bij de zaak gekocht heeft.

De bovenverdieping verhuurde hij totdat hij trouwde met Francisca Fornara op 24 augustus 1941.

Toen de oorlog uitbrak (Jan was toen 26 jaar) werd hij opgeroepen om het vliegveld bij Den Haag te verdedigen. Na enkele dagen gaf het Nederlandse leger zich over en kon hij weer naar huis.

Een jaar later riepen de Duitsers alle soldaten op om zich te melden voor krijgsgevangenschap. Hij meldde zich niet aan en dook onder in de kelders van de Nieuwe Kerk waar de winkel aan grensde. Een van de bedienden hielp de klanten samen met Francisca. Later kreeg hij via een Duitse officier die zich liet scheren in de winkel een ausweis. Deze officier was het niet eens met de idealen van Hitler, maar moest wel dienstdoen anders werd je doodgeschoten vanwege dienstweigering.

Jan van Riel Jr. 1945

Kapperszaak in Amsterdam

Berenstraat.

Kapsalon van Riel

Geschreven in de ikvorm van Jan zelf:

De eerste jaren waren moeilijk want lang niet alle klanten verhuisden met ons mee. We hadden veel klanten van de Beurs die in de pauze hun haar lieten knippen, maar dat werd nu te ver lopen. Er kwamen wel langzaamaan nieuwe klanten bij vanuit de Jordaan die vlakbij was. Op 10 juni 1964 (mijn 19everjaardag) werd ik opgeroepen voor militaire dienst.

Zowel mijn vader als ik waren daar niet blij mee. Ik had net mijn kappersdiploma’s voor het dames vak behaald en wilde laten zien wat ik kon. Mijn vader heeft toen bij het leger een aanvraag ingediend om mij uit dienst te krijgen omdat hij ziek was. Een arts keurde hem af omdat hij eczeem aan zijn handen had gekregen en ik kreeg voor een jaar uitstel wegens onmisbaarheid voor het bedrijf. Na dat jaar kreeg ik definitieve vrijstelling. We hadden toen 1 kapster in dienst Willy.

 

Jan Sr. wordt ziek en Jan Jr. moet het overnemen!

In 1978 werd mijn vader ziek en moest ik het bedrijf draaiende houden. In 1979 heb ik het bedrijf van mijn vader overgenomen en een nieuw interieur gekocht, omdat het oude versleten was. Ik ben reclame gaan maken in het Wieringer weekblad wat een gratis huis aan huisblad was, en in studentenbladen, ziekenhuisfolders en het politie sportblad. Dat leverde algauw meer klanten op en kon ik extra personeel aannemen.

Na een aantal jaren de herenafdeling achterin gehad te hebben besloot ik om de heren en de dames in een ruimte te gaan behandelen. Ik moest steeds van de dames naar de herenafdeling rennen. De dames waren gewend dat ik hun hielp en de heren waren hun kapper (mijn vader) kwijt, dus moest ik daar ook werken. De mannen waren niet gewend dat ze op de vrouwen moesten wachten. Vóór die tijd liepen ze gewoon naar achteren door en werden dan door mijn vader geholpen. Ze zagen het als twee verschillende winkels. Ik raakte hierdoor wel wat herenklanten kwijt omdat ze niet tussen de vrouwen in geholpen wilden worden.

Onze dochter kon ik later woonruimte aanbieden in de voormalige herenafdeling tijdens een deel van haar studie. Daarna is het gebruikt als kantine voor het personeel.

Na een paar jaar ben ik met een paar medemiddenstanders uit de buurt gaan praten om onze buurt meer in de belangstelling te krijgen van het publiek. We hebben toen de naam “de 9 straatjes” verzonnen in 1994. De toenmalige wethouder Guusje Ter Horst (zij woonde in de Berenstraat) die bedrijven in haar portefeuille had, hebben we voor ons karretje kunnen spannen om gedaan te krijgen dat we op alle hoeken van onze 9 straatjes een bordje met onze buurtnaam erop aan de gevels mochten plaatsen. Dat was nog geen andere buurt gelukt maar bij ons wel. We zorgden voor feestverlichting in de straatjes en hielden interviews voor bladen en kranten, zelfs voor een Japans blad ben ik geïnterviewd.

Ik zou op de eerste pagina’s komen, maar toen ik een presentie exemplaar toegestuurd kreeg zat het artikel bijna achteraan. Tot ik doorkreeg dat Japanners van achter naar voren een blad lezen. De stadswandelingen kwamen later ook door onze straatjes en de toeristen keken dan belangstellend naar de antieke kappersattributen die ik in de etalage had uitgestald en kregen uitleg over de kapperspaal die aan de gevel hing.

In 1997 heb ik de winkel opnieuw van een nieuw interieur voorzien en is de toonbank naar de andere kant van de winkel verplaatst. Hierdoor kreeg ik meer ruimte om klanten te laten plaatsnemen in een wachtruimte.

Het personeel was ondertussen gestegen tot 4 medewerksters.

Ik heb zelfs een jaar een Canadese dame in dienst gehad, die van oorsprong uit Nederland kwam, ook al mocht dat wettelijk niet. Ik zou eerst in de Europese Unie advertenties moeten zetten. Ze heeft dat jaar onofficieel (zwart) gewerkt, wat ik voor die tijd nog nooit gedaan had.

Elk jaar gingen we gezamenlijk uit eten met de partners erbij en we bezochten met zijn allen kappersbeurzen en shows. Het waren gezellige jaren. Ik verzon regelmatig een jubileum voor de kapsalon zoals bijvoorbeeld 25 en 35 jaar in de Berenstraat.

 Er werden kinderen bij het personeel geboren en er stierven ouders. Ik beschouwde de kapsters zelf als mijn knipkinderen, waarvan er een zelfs meer dan 20 jaar bij mij in dienst was.

 

Het einde van de kapsalon!

In 2001 kreeg ik problemen met de huisbaas. Hij wilde de huur met 300% verhogen omdat de 9 straatjes populair waren geworden. Margreet vond dat zo onrechtvaardig dat ze een stukje in de Volkskrant heeft geschreven om aan te kaarten dat daardoor de kleine winkeltjes uit de binnenstad zouden verdwijnen vanwege deze hoge huren. Het Parool kwam naar aanleiding van dit stukje een interview afnemen en daarna kwam ook AT5 radio om me te interviewen. Tijdens een hoorzitting van de gemeenteraad van Amsterdam, waarin de huurverhogingen besproken werden, mocht ik ook nog mijn zegje doen, waarvan opnames werden gemaakt voor de AT5 televisie. De toenmalige wedhouder was mevrouw Krikke die wel begrip had voor de situatie maar er niets aan kon doen. Intussen hadden we een advocaat in de arm genomen van de DAS. Gelukkig had ik een rechtsbijstandsverzekering. Daar had de eigenaar niet op gerekend, maar ook de publiciteit vond hij niet prettig. Uiteindelijk stelde hij een huurverhoging van 100% voor die ik accepteerde.

Dit alles had voor zo veel stress gezorgd dat ik overspannen raakte. De arts van het UWV raadde me aan om mijn winkel te verkopen en ook mijn bestuurstaken van de schaak en postzegelvereniging neer te leggen.

Na lang zoeken kwam er toch iemand in 2004 die interesse had om het bedrijf over te nemen met behoud van personeel. Ze bleek niet zo’n goede ondernemer als ze wilde uitstralen en kreeg het voor elkaar om het bedrijf in 3 jaar tijd failliet te laten gaan. Nu is er een damesmode winkel in het pand van Berenstraat 14.

De foto is van het 40 jarig kappersvak van Jan in 2003

Leuke weetjes over de kapsalon

Er zijn filmopnames geweest in de Berenstraat voor “de Aanslag” waarvoor de hele straat weer in de jaren 40 moest worden veranderd. Ik werd in het weekend gebeld door de regisseur omdat er een kunststof kop met daarop een pruik in de etalage stond die nog niet bestond in die tijd. Ook het telefoonnummer wat op de etalageruit stond klopte niet. De eerste 6 moest weg, want die was pas jaren later gekomen.

Uiteindelijk is onze hele pui niet in de film voorgekomen, dus al het werk voor niets..

Verder werden er geregeld antieke kappersspullen geleend voor foto’s of filmopnames. Van de foto’s kreeg ik soms een afdruk. Ik vroeg wel altijd statiegeld voor het uitgeleende, om zeker te weten dat het weer teruggebracht werd.

 Aparte opdrachten waren er ook.

Zo werd ik gevraagd om een klein kind zijn schedel kaal te scheren op een bepaalde tijd van de dag, als Indiaas inwijdingsritueel. De eerste jongen uit het gezin was al 4 jaar en zijn haar was nog nooit geknipt, want dat mocht pas na de inwijding. Ik mocht geen scheerschuim gebruiken dus het was geen prettige behandeling voor de jongen, die flink tegenspartelde. Het haar werd opgevangen op een zilveren schaal en daarna in een soort deeg gestopt, wat op een houtvuurtje midden in de kamer verbrand werd samen met heel wat wierook. Daarna zou het worden uitgestrooid in een rivier op een plaats waar er geen brug meer over de rivier was, dus vlak bij zee. De wierooklucht bleef nog dagen in mijn neus hangen.

Een week later kwam de vader met een bijzondere appeltaart om me te bedanken. Volgens hem was het prima verlopen. Een jaar later moest ik zijn 2ezoon scheren, die was nog maar een half jaar oud, de fontanel was nog geeneens gesloten en een heel dun huidje. Ook dat kreeg ik voor elkaar. Later heeft een kapster nog een 3ekind van het gezin geschoren omdat ik toen met vakantie was.

 Een ander bijzondere taak was het scheren van hoofd en baard van de acteur “Luuk Boyer” (een pantomimespeler). Hiervan moesten filmopnames gemaakt worden in de winkel. De herenafdeling is toen omgebouwd tot filmstudio. Eerst moest er een stand-in geschoren worden om de goede belichting en camera-instelling te krijgen. Het materiaal werd gebruikt bij een voorstelling van hem waarin hij de opera van Madame Butterfly vertolkte (solo). Op het toneel stonden twee tv-toestellen waar je zijn hoofd en mijn hand zag tijdens de Harakiri van Butterfly. Ik heb toen vrijkaarten gekregen om dat te zien.

 Het kappen van bruiden behoorde ook tot onze bezigheden, dat gebeurde meestal bij de bruid thuis op de dag van de bruiloft. Ik zag de bruid dan eerder in vol ornaat als de bruidegom. Soms moest ook de moeder van de bruid opgekapt worden.

Klanten die te ziek of oud waren om nog naar de winkel te komen kapte ik aan huis. Dat gebeurde meestal na sluitingstijd of op mijn vrije dag. Die klanten woonden van Amsterdam Bijlmer tot Amsterdam Noord en zelfs tot Hoorn aan toe.

In het nonnenklooster aan de Lauriergracht heb ik zelfs bij een moederoverste in bed gezeten om haar haren te knippen, ze kon niet uit bed maar haar haren bleven wel groeien.

 

Je maakt heel wat mee als kapper!

 

Joost van Riel – 1975

Webdesign, webdevelopment bij JoSiJo

ICT support bij Vakwerk Architecten en Vakwerkhuis

 

 

Justin van Riel-Stolz – 2020

Ravotten, slapen, eten en poepen @ thuis…